Jij bent niet de moordenaar. Als jou een vraag wordt gesteld, mag je niet liegen (je mag wel proberen een vraag te vermijden). Jouw doel is om de moordenaar te vinden. Zorg ervoor dat je het verhaal op de kaartjes niet letterlijk voorleest, maar dit als basis gebruikt voor het gesprek. Woorden die dikgedrukt zijn op de kaartjes moet je in dezelfde ronde hebben vermeld. Jij kent Jacob als klant. Jaren geleden heb je hem ontmoet in de zaak. Hij gaf aan weinig tijd te hebben voor een bezoek aan de kapper. Toch vindt hij het belangrijk om er verzorgd uit te zien. Toen hij vertelde een groot bedrijf te hebben en dus geld bood je hem aan om hem thuis te knippen zodat hij hier niet voor naar de zaak hoefde te komen. Jacob ging in op dit aanbod en zo bezocht je hem dan ook maandelijks om zijn haren te knippen. Tijdens het knippen praten jullie over van alles en heb je ook het idee dat je hem inmiddels goed kent. Je bent verdrietig om de dood van Jacob. Je vindt hem een lieve man en snapt dan ook niet waarom hij zo'n gruwelijke dood heeft verdiend.